|
|
NWO-website door Nienke Beintema
|
|
Bijna naar Spitsbergen met SEES (14 aug 2015)
Nog een paar dagen en dan is het zover: dan gaat SEES van start, de Scientific Expedition Edgeøya Spitsbergen.
Het is de grootste Nederlandse poolexpeditie ooit. Vijftig Nederlandse poolwetenschappers gaan tien dagen naar
Spitsbergen om allerlei onderzoek te doen. En ik mag mee, als journalist. Een ongelooflijke kans.
De wetenschappers gaan terug naar het eilandje Edgeøya, voor de zuidoostkust van Spitsbergen, waar vier Nederlanders
in 1968-1969 veertien maanden lang verbleven. Ze deden onderzoek naar ijsberen, zeevogels, vegetatie, noem maar op.
Nu willen de SEES-deelnemers bekijken wat er sindsdien is veranderd. Door klimaatverandering, of door andere menselijke invloeden.
De expeditie is een initiatief van het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen en wordt ondersteund door NWO.
Er gaan biologen mee, oceanografen, meteorologen en archeologen. Maar ook kunstenaars, fotografen, journalisten en een
filmploeg van de NOS. En vijftig toeristen uit allerlei landen. Die maken hun eigen uitstapjes, maar mogen ook hier en
daar meekijken met het onderzoek en luisteren naar lezingen van de wetenschappers. 'Arctic Academy', aldus de
reisorganisatie Oceanwide Expeditions, die de praktische zaken regelt. Het expeditieschip en de gidsen zijn van Oceanwide.
De baas van Oceanwide gaat ook mee - hij is een van de vier pioniers van het verhaal van 1968-1969!
Twee van zijn collega's van destijds zijn er ook bij. Al met al een heel bijzonder gezelschap.
Hoe zou het zijn, aan boord? Wordt het een hectisch mierennest waarin alle wetenschappers koortsachtig hun onderzoek
in tien dagen proberen te proppen? Of wordt het vooral een ontspannende cruise, waarbij we keuvelend tussen de ijsschotsen glijden,
speurend naar walvissen en ijsberen? Ik hoop dat het er een beetje tussenin zal zitten. Dat het schip gaat bubbelen van
alle wetenschappelijke ideeën en vondsten, maar dat iedereen ook de tijd zal nemen om zich te laten betoveren door het landschap.
En om inspiratie te krijgen van elkaars onderzoek en verhalen. Nog nooit eerder zaten zoveel Nederlandse poolonderzoekers
tien dagen bij elkaar op één boot. Dat moet nieuwe plannen opleveren, nieuwe samenwerking, nieuwe vrienden. Zou je denken.
We gaan het zien! Nog vier dagen, en we gaan aan boord.
|
|
We varen! SEES is onderweg (20 aug 2015)
[7:00] Het is donderdagochtend, en ons schip de Ortelius vaart zuidwaarts. Het is een ruige nacht geweest!
Er liggen spullen op de grond van de hut die vannacht van de tafel zijn gevallen door het rollen van het schip.
Ook nu staat er nog een stevige deining. Ik schrijf dit half liggend, om de maag onder controle te houden.
Maar we varen! SEES is onderweg!
Tijdens de landing met het vliegtuig kregen we gisteren een eerste glimp te zien van het eiland Spitsbergen.
Door gaten in het dikke wolkendek zagen we hier en daar de eerste gletsjers en bergtoppen.
Het laatste stukje voor de landing vlogen we door het groene Sveadal, met prachtig meanderende smeltwaterstromen
en gelaagde berghellingen. En hier en daar de eerste tekenen van steenkoolwinning.
We hadden nog even tijd om in de hoofdstad Longyearbyen (2.000 inwoners) rond te kijken.
Kleurrijke huisjes en lange rijen werkloze sneeuwscooters in de kale toendra, toch ook wel veel grauwe industriële troep.
Vooral het Svalbard Museum was de moeite waard, met een schitterende tentoonstelling over de biologie, geologie en geschiedenis van Spitsbergen.
Het was een mooi gezicht, onze groep op de kade in de haven. Veel gloednieuwe blauwe pooljassen met het embleem van
het Nederlands Polair Programma, veel vrolijke kennismakingen en begroetingen tussen oude bekenden. Mutsen, handschoenen,
capuchons - want het miezerde en het was een graad of vijf.
Het schip lag even buiten de haven voor anker, dus met zodiacs - rubberen motorboten - werden we aan boord gebracht.
Hut inrichten, en gauw naar de lezingenzaal voor een inleiding door expeditieleider Jan Belgers en SEES-voorman Maarten Loonen.
Zwemvesten aan voor een reddings-'drill', tips voor wat te doen bij zeeziekte. In de wandelgangen kwamen de eerste verhalen al los:
de drie Edgeøyagangers van 1968-1969 klopten elkaar op de schouder en haalden herinneringen op, wetenschappers deelden hun plannen en
sterke verhalen.
[11:30] De zon is doorgebroken, we zien in de verte schitterende gletsjers die tot in zee reiken. De deining is verdwenen
en iedereen is wonderbaarlijk genezen. Nu maken we ons klaar om aan land te gaan. Als we straks de Zuidkaap van Spitsbergen hebben gerond,
gaan we aan land op een stukje strand waar nooit iemand komt. Met zodiacs gaan we onder vogelrotsen doorvaren.
En later op de dag zullen groepjes wetenschappers met hun waarnemingen beginnen: een vogelgroep, een plantengroep en een meertjesgroep.
Wetenschappers lopen energiek heen en weer met kaarten, opschrijfboekjes, verrekijkers, plannen. Ze hebben er zin in.
|
|
Walvissen, zeekoeten en de eerste monsters (20 aug 2015)
De regelmaat van dit blog heeft wat te lijden onder de Arctis: de internetverbinding aan boord van het schip is zeer wankel,
de velddagen aan land duren veertien uur.
Donderdag 20 augustus. De kop is eraf, de eerste twee SEES-dagen zitten erop. En wat voor dagen…
Het is tot nu toe onwaarschijnlijk mooi weer geweest, met stralend weer, een spiegelgladde zee en een
temperatuur van 10 tot 14 graden - ongewoon warm voor de tijd van het jaar.
Donderdag waren we nog altijd onderweg naar het eiland Edgeøya, waar het meeste onderzoek zou gaan plaatsvinden.
Onderweg zouden we landen even voorbij de Zuidkaap van Spitsbergen, maar daar zagen we meteen al hoe veranderlijk de plannen
in de Arctis kunnen zijn: er liep een ijsbeer rond, dus we konden er niet aan land! De beer was weliswaar een stipje in de verte,
maar een beer is een beer en dat betekent: niet landen.
Maar we hadden een geweldig alternatief: walvissen kijken! Tegen de altijd lage zon waren verschillende grote
blaaswolken te zien - een prachtig gezicht. Een paar kregen we er van heel dichtbij te zien: een noordse vinvis
(wat hier heel bijzonder is), drie bultruggen en een stuk of tien vinvissen. En dat vanaf het zonovergoten dek,
met een spiegelgladde zee en met hier en daar ijsbergen.
's Middags konden we een stukje noordelijker wél aan land. Dat deden we even voorbij een enorme vogelklif, Stellingfjellet.
Het merendeel van de zeevogels (dikbekzeekoeten en drieteenmeeuwen) was al weg - het broedseizoen loopt op zijn eind -
maar er zaten nog enkele duizenden paren. We zagen enkele tientallen jonge dikbekzeekoeten die hun allereerste duik in zee waagden,
vergezeld door hun ouders. Ze kunnen nog niet vliegen en zeilen daarom als een parachuutje naar zee - en dat gaat ook weleens mis.
We zagen een paar levenloze bolletjes van de helling rollen. Meteen waren er dan meeuwen paraat om het arme jong op te slokken.
Marien biologen namen daar de eerste watermonsters. Ze kijken onder andere naar voedselrelaties bij plankton. Wie eet wie,
en hoeveel van de algen hebben virussen bij zich? Dat laatste is belangrijk voor de kringloop van nutriënten in de oceaan.
Ook een paar potjes met modder uit de getijdenzone gaan mee naar Nederland. Wellicht zitten er interessante enzymen in die
algen kunnen afbreken - een kans voor het maken van biobrandstof.
En de eerste mossen en insecten zijn gesampeld! Als je een uur lang met een prikkebeen-netje over de toendra loopt, dan
vang je drie vliegen. Die zijn meegenomen in buisjes met alcohol.
En onder platte stenen vonden de wetenschappers wel tien soorten mijten en springstaarten. Ook die zijn meegenomen,
voor genetisch onderzoek. Zijn het dezelfde soorten als aan de warmere westkust van Spitsbergen? En als op Antarctica?
Daar is hier aan de oostkant nooit onderzoek naar gedaan. Nieuwe soorten denken de wetenschappers niet te vinden - maar
wel nieuwe ideeën over de verspreiding van soorten, en over de glaciologische geschiedenis van de Arctis. Het voorkomen
van bepaalde soorten, in combinatie met hun genetische diversiteit, vertelt veel over waar er wel en niet ijs heeft gelegen,
en hoe soorten de ijsbedekte gebieden na de ijstijd weer hebben heroverd.
|
|
De eerste resultaten in een paradijselijk dal (21 aug 2015)
Vrijdag 21 augustus.
Vandaag zijn er spijkers met koppen geslagen. Het was wederom een prachtige dag met spiegelgladde zee toen de eerste zodiac
aan land ging bij Kapp Lee, de punt van het eiland Edgeøya, waar in 1968-1969 de vier Nederlanders veertien maanden verbleven.
In die eerste zodiac zaten nu de drie heren om daar, voor het eerst sinds twintig jaar, weer voet aan wal te zetten:
Ko de Korte, Piet Oosterveld en Paul de Groot. Vergezeld van een cameraploeg van de NOS. ''Heel bijzonder om hier weer te zijn'',
zei De Groot, ''maar ook wel emotioneel.''
De anderen gingen aan land voor verschillende wandelingen en onderzoeken. Sommige onderzoekers telden de zeehonden en verzamelden
hun uitwerpselen. Anderen namen watermonsters. Er is een kwikmeter neergezet: een instrument dat een jaar lang gaat meten hoeveel
kwik er in de lucht zit. Op het strand is sediment bemonsterd. Er waren wetenschappers die insecten, mijten en springstaarten verzamelden.
En in het schitterende Rosenbergdal keek een team van vegetatie-experts naar verschillen met 1977, toen hier uitgebreide opnamen zijn gedaan.
''Schokkend'', aldus René van der Wal. ''Het ziet er hier nu totaal anders uit dan in 1977.'' Toen was dit een kale gruisvlakte -
nu zie je dikke mospakketten, gras en allerlei bloeiende planten. Klimaatverandering? Dat vinden de heren te vroeg om te zeggen.
''Het zegt in ieder geval dat het ecosysteem in de Arctis voortdurend in verandering is. De vegetatie ontwikkelt zich in een razend tempo.''
Al bij de landing had een oplettende gids heel in de verte een klein wit stipje ontwaard. Zou het een ijsbeer zijn?
Het was te ver weg om te kunnen zien. Wellicht een dood rendier? Of toch een steen? Tijdens het uitladen van de zodiac
werd een drietal mensen aangewezen om het stipje in de gaten te houden. Het zou ook een ijsbeer kunnen zijn.
Dan was het wegwezen geblazen. Nee, het beweegt niet, zeiden sommigen. Het is een rendierkarkas. Sein veilig: iedereen kon aan de gang.
Natuurlijk hielden we het stipje nu en dan nog in de gaten. Drie uur later bleek de 'zak rendierbotten' alsnog een beer te zijn.
Tien punten voor Elise Biersma, die al die tijd had volgehouden dat het stipje echt had bewogen. Maar de beer toonde geen
enkele aanstalten om onze kant op te komen. Hij drentelde wat, ging weer liggen. Op twee kilometer afstand was dat voor ons
geen reden om te vertrekken.
Wat een ongelooflijk weer! Het kwik tikte de veertien graden aan - ongewoon warm voor de tijd van het jaar. Vijf tot tien
zou normaal zijn. De zon scheen stralend en maakte een betoverend lichtspel van de ijsbergen in de spiegelgladde zee.
Een gifgroen dal, zwarte kliffen, een meanderende rivier. Hier en daar een zeehond en zelfs een walrus op een ijsschots.
Overvliegende dikbekzeekoeten, kleine rietganzen, een middelste jager. En steeds maar weer dat kleine ijsbeerstipje in de verte.
|
|
Mist, een gletsjer en ijsberen (25 aug 2015)
Het mooie weer is voorbij! De afgelopen dagen is het koud en mistig geweest. De Arctis laat zien wie er de baas is:
al een paar keer hebben we niet aan land kunnen gaan, omdat er teveel pakijs was of omdat er een ijsbeer op onze plek
van bestemming zat. Maar de wetenschappers laten zich niet uit het veld slaan. Onverstoorbaar nemen ze watermonsters
vanuit de zodiacs, of ze laten zich afzetten op plekken waar we wél kunnen komen. Ook als dat betekent dat ze pas om
elf uur 's avonds weer worden opgepikt.
Op de uitkijk om te kijken of het pakijs ons niet insluit
Zaterdag was tot nu toe de laatste mooie dag. De plantenmensen gingen door met hun vegetatieopnamen: ze kijken hoe
de plantengroei sinds 1977 is veranderd. Daarom willen ze graag op zo veel mogelijk plekken in het Rosenbergdal werken.
Bij Kapp Lee gingen de archeologen aan de slag bij de restanten van een Russische jagershut uit circa 1760.
Deze jagers, of Pomoren, waren uit op walrusivoor en de kostbare huiden van poolvos en ijsbeer.
De sporen van hun bloedige werk - en dat van de West-Europeanen die na hen kwamen - zijn hier overal te zien:
waar je maar kijkt liggen botten.
Archeologisch onderzoek bij de restanten van een Russische walrusjagershut
Intussen was het een grote dag voor de meteorologen. Op deze dag moest het gebeuren: het opzetten van een weerstation
op een gletsjer. Minstens vijf jaar gaat dat station het lokale weer vastleggen en meten hoe snel de gletsjer smelt.
De wetenschappers moesten tientallen kilo's aan apparatuur de gletsjer opsjouwen, tweeëneenhalf uur bergop, in een
verraderlijk landschap. ''Het is gelukt!'', zegt Peter Kuipers Munneke, weerman bij de NOS maar ook klimaatwetenschapper
aan de Universiteit Utrecht. ''We zijn ongelooflijk trots.''
Een automatisch weerstation
Zondag gingen wetenschappers in de mist aan land op het eiland Barentsøya, dat net ten noorden van Edgeøya ligt.
Ze gingen op zoek naar meertjes om sedimentmonsters te nemen. De toeristen mochten mee, verspreid over een aantal groepen.
Een prachtig toendralandschap met allerlei vriespatronen in de grond. En verbazend veel bloeiende planten: allerlei soorten
steenbreek, een poolpapaver, gletsjerboterbloemen. Ongelooflijk dat die zich staande weten te houden in dit barre klimaat.
Maandag was opnieuw een mistige dag. Meertjes- en plantenonderzoekers gingen op verschillende plekken aan land.
Voor de overige mensen stond er een zodiac-cruise op het programma. De Freemangletsjer op Barentsøya komt op een
spectaculaire manier in zee, met een prachtig gletsjerfront, veel ijsbergen en een mooi morenelandschap.
Ideaal om mooie foto's te nemen - en watermonsters en onderwater-geluidsopnamen.
Monsters nemen bij een gletsjerfront
De klap op de vuurpijl was een ijsbeer die zich in het morenelandschap liet zien. We volgden hem een minuut of tien,
veilig op afstand vanuit de zodiacs, en lieten hem toen weer met rust.
Aan boord gaat de wetenschap onverminderd door. Het lab draait op volle toeren. Er worden insecten uit mos-samples
gehaald, proeven ingezet met zeebeestjes en vervuiling, en metingen gedaan aan algen en sediment.
De toeristen komen kijken, doen mee, stellen vragen. Een erg energiek geheel.
In het lab aan boord van het schip
En er vindt al volop kruisbestuiving plaats tussen de wetenschappers. De sedimentmensen nemen monsters mee voor de algenmensen,
de walrusmensen stoppen en passant vliegen in een potje voor de insectenmensen. En er worden plannen gesmeed voor samenwerking.
Voor de biotechnologen is het algenwerk van het NIOZ bijvoorbeeld interessant. ''Uniek'', zegt Monique de Vries, voorzitter van
de Nederlandse Poolcommissie, terwijl ze aan boord van een zodiac stapt. ''Wanneer heb je nu ooit vijftig wetenschappers tien
dagen bij elkaar op één schip?''
|
|
De laatste samples en lezingen (27 aug 2015)
SEES is op de terugweg! Vannacht hebben we de Zuidkaap van Spitsbergen gerond, en we varen nu in de Hornsund,
een prachtige fjord aan de westkust met gletsjers en spitse bergen. Het Antarctica van het noorden, wordt het
hier wel genoemd. En nog steeds is het weer prachtig.
De afgelopen twee dagen zijn onwaarschijnlijk mooi geweest. De laatste aan-land-dag, eergisteren, was voor
de wetenschappers nog even zeer productief. De 'meertjesmensen' slaagden erin met een rubberbootje een meer
op te gaan, aan de westkust van Edgeøya, om daar een paar felbegeerde monsters te nemen. De archeologen konden
een lange dag doorbrengen op de site waar een 18e-eeuwse Pomorenhut heeft gestaan.
Er zijn talloze rendierkaken, ganzenkeutels en mossamples verzameld. En een mini-expeditie in het Plurdal heeft
sedimentkernen geboord om te zoeken naar resten van de olieboringen in de jaren '70, die even plotseling zijn
gestopt als dat ze waren begonnen. De winning bleek simpelweg te ingewikkeld en niet lucratief genoeg.
Gisteren zouden we landen op Andretangen, de uitstekende zuidpunt van Edgeøya. Maar het verkennende gidsenteam
meldde al gauw: er is een beer aan land! Dat betekent: niet landen. Jammer, want er was hier veel te zien,
voor alle wetenschapsteams. Maar de zodiaccruise die ervoor in de plaats kwam, maakte alles goed. En er konden
toch nog de nodige watersamples worden genomen.
Met prachtig weer voeren we voorbij een walruskolonie, waarbij een groepje zwemmende walrussen even een show
gaf door nieuwsgierig half uit het water te komen om ons eens goed te bekijken.
We voeren tussen een aantal eilandjes door waar veel archeologische resten liggen - maar deze eilandjes zijn
volledig beschermd. Zelfs archeologen met een vergunning voor andere plekken mogen hier niet aan land.
Tussen prachtig pannenkoek-ijs (een toplaagje van bevroren zoetwater met cirkelvormige vriesstructuren)
voeren we een eind langs de kust. En daar liep een ijsbeer! Waarschijnlijk een mannetje, en je kon zijn
ribben tellen. In de zomer hebben ijsberen, die voor de jacht afhankelijk zijn van de ijsrand, weinig te eten.
We konden met de zodiacs tot op een paar honderd meter komen. De beer trok zich er niets van aan: die ging er
rustig bij liggen, statig als een sfinx met de poten vooruit.
De avonden aan boord zijn druk bezet. Het labwerk gaat onverminderd door, en iedereen mag komen kijken.
Maar er zijn ook lezingen, van de wetenschappers aan boord. We hebben al gehoord over het weerstation op
de gletsjer, internationale bescherming van de poolgebieden, en de overwintering van 1968-1969. We hebben
een discussie gevoerd over de vraag of wetenschap in de rechtszaal thuishoort. En gisteravond was het de beurt
aan Louwrens Hacquebord van het Groningse Arctisch Centrum, die in de jaren 70 en 80 opgravingen heeft gedaan
bij Smeerenburg. Dat is de Nederlandse walvisvaartnederzetting uit de 17e eeuw op het eiland Amsterdamøya, in
het noordwesten van Spitsbergen. Een baanbrekend project, waarbij voor het eerst duidelijk werd hoe de
walvisvaarders te werk gingen, hoeveel walvissen ze vingen (122.000!), hoe ze leefden en hoe gezond ze nu
eigenlijk waren. Niet erg gezond: 80 procent van de sterfgevallen was te wijten aan scheurbuik.
En dan nu de laatste excursiedag. Hopelijk kunnen we aan land hier in de Hornsund. Vanavond varen we door
naar Longyearbyen, waar we in het universiteitsgebouw een afsluitend symposium hebben. Onze eigen minister
Koenders is erbij, samen met zijn Noorse BuZa-collega. En dan de tassen pakken en van boord.
|
|
Succesvolle afsluiting van SEES (31 aug 2015)
Het zit erop; de SEES-deelnemers hebben afscheid van elkaar genomen na twee laatste inspirerende dagen.
Sommigen blijven nog in Longyearbyen om labmonsters te verwerken aan de Universiteit van Svalbard (UNIS),
anderen reizen mee naar Ny Ĺlesund met het bezoek van minister Bert Koenders aan dit noordelijke onderzoeksdorp.
Maar de meesten zijn weer huiswaarts gekeerd.
Donderdag hadden we een adembenemende laatste vaardag. Ons schip lag in de Hornsund, de fjord met de spitse
bergen aan de westkant van Spitsbergen. Vanuit zodiacs bekeken we een indrukwekkend gletsjerfront, dobberend
tussen de tinkelende ijsbrokken.
Als het drijvende gletsjerijs smelt, komen de luchtbelletjes vrij die in de loop van eeuwen in de samengedrukte
sneeuw zijn opgeslagen en samengeperst. En dat maakt een betoverend geluid. De ruige bergen, de blauwe lucht en
de hangende gletsjers vormden een overweldigend decor.
Die middag gingen we aan land op een landpunt aan de noordkant van de fjord. Boven ons uit torende een enorme
vogelrots, waar duizenden drieteenmeeuwen krijsend rondvlogen. Onderaan de klif, in het gifgroene gras dat
rijk wordt bemest door de zeevogels, graasden brandganzen. Een mooi ecologisch plaatje. De SEES-deelnemers
mochten hier even een paar uur rustig hun gang gaan, terwijl gidsen op allerlei punten op de uitkijk stonden.
Niet lang daarvoor was er namelijk een ijsbeer gezien. En SEES zou SEES niet zijn geweest als er niet ook allerlei
last-minute monsters werden genomen. Kernen uit de toendrameertjes, ganzenkeutels en mos, zoet en zout water,
en natuurlijk ook weer insecten. Een verbazend rijk stukje Spitsbergen.
''Bijna vijftig jaar geleden heb ik daar gekampeerd'', wees Ko de Korte tijdens het wegvaren. ''Die drie gletsjers
die je daar ziet, zaten nog allemaal aan elkaar vast in één enorme ijsvlakte. Die gletsjer kwam helemaal tot dáár.''
Het punt dat hij aanwees lag minstens tien kilometer voor het huidige gletsjerfront. ''Onvoorstelbaar.''
Vrijdagochtend werden we wakker aan de kade van Longyearbyen. Dit was de dag van het afsluitende symposium in het
UNIS-gebouw. Er waren verscheidene Noorse en Nederlandse prominenten: Directeur van het Noors Poolinstituut en
klimaatonderzoeker Kim Holmén, erfgoedexpert Susan Barr, ijsbeeronderzoeker Thor Larsen, de Nederlandse ambassadeur
Bea ten Tusscher en BuZa-minister Koenders.
Onderzoeksleider Maarten Loonen gaf een overzicht van de expeditie, waarna alle onderzoekers in één minuut
hun onderzoek mochten toelichten - een indrukwekkende collage. Dichter Ramsey Nasr vertelde een persoonlijk
verhaal over de reis, de betekenis daarvan en de uitwerking die de poolgebieden op hem hebben. ''Ik kreeg er
tranen van in mijn ogen'', zei een van de wetenschappers na afloop tijdens de receptie. ''Misschien was het
verhaal van Ramsey voor mij wel het hoogtepunt van de dag.''
Het was ook een dag met een politiek tintje. Minister Koenders benadrukte tijdens de receptie het belang van het poolonderzoek voor de stem die Nederland heeft in het internationale poolbeleid. ''De economische en strategische betekenis van de poolgebieden wordt steeds groter, ook voor Nederland'', zei hij. ''Het is heel belangrijk dat we daarover blijven meepraten. En dankzij het excellente Nederlandse onderzoek zijn we internationaal gezien een serieuze gesprekspartner.'' Het poolonderzoek, zo beloofde Koenders, gaat de komende jaren meer aandacht krijgen van de Nederlandse overheid - en meer geld. Dat was iets om het glas op te heffen. ''Een historisch moment'', zei een van de wetenschappers. ''Een kantelpunt in het Nederlandse poolbeleid. Heel bijzonder om hierbij te zijn.''
|
|